De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI (Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur )) heeft in een advies van 3 april 2018 aan minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op een rij gezet wat het klimaatakkoord van Parijs betekent voor een duurzaam en gezond voedselsysteem.
De transitie naar zo'n systeem zal grote impact hebben op veeteelt, landbouw, de consument en de voedingsmiddelenindustrie. Volgens de Raad zal de veestapel kleiner moeten worden, zullen consumenten het aandeel dierlijke eiwitten in hun voedselpakket terug moeten brengen en zal de voedingsmiddelenindustrie in moeten zetten op het ontwikkelen van producten op basis van plantaardige eiwitten. Alleen een inspirerende coalitie van boer, voedselverwerkende industrie, retail en consumenten gericht op een houdbaar voedselsysteem, maakt realiseren van de Parijse klimaatafspraken mogelijk, aldus de Raad.
Klimaatopgave verhoogt urgentie transitie
De Raad concludeert dat er vanwege zorgen over de negatieve effecten van de productie en de consumptie van ons voedsel op het milieu en de biodiversiteit, op onze eigen gezondheid en op het dierenwelzijn al een transitie nodig is. Recent is daar de zorg bij gekomen over de effecten van onze voedselproductie op de klimaatverandering. De klimaatopgave verhoogt de urgentie van de transitie naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem.
De Raad kijkt in dit advies op verzoek van de regering uitsluitend naar het voedselsysteem. Ook van de andere sectoren in Nederland wordt een substantiële vermindering van de CO2 (Kooldioxide ) uitstoot verwacht. Een globale verdeling van de opgave tot 2030 is in februari in een kamerbrief over het Klimaatakkoord opgenomen:
Sector |
Opgave indicatieve tabel Regeeraccoord (in Mtonnen per 2030) |
---|---|
Industrie |
22 |
Mobiliteitssector |
7** |
Gebouwde omgeving |
7 |
Elektriciteit |
20 |
Landbouw & Landgebruik |
3,5 |
* Inclusief de effecten van circulaire economie
** Inclusief restopgave uit het lopende Energieaccoord
Duidelijkheid voor de veehouderij
Volgens de Raad zullen veehouders de uitstoot van broeikasgassen vergaand moeten verminderen. Dat kan deels door voortschrijdende technologische vernieuwing, maar waarschijnlijk is ook verkleinen van de veestapel onontkoombaar. Daarbij is het belangrijk de sector perspectief te bieden. Duidelijkheid over een afnemende productieruimte, bijvoorbeeld vastgelegd in een Klimaatwet, voorkomt desinvesteringen en kan veehouders stimuleren versneld te innoveren en/of zich meer te richten op plantaardige producten.
De Raad benoemt globaal enkele andere effecten van de veehouderij op milieu en volksgezondheid, waarvoor in veedichte gebieden aanvullende maatregelen nodig zijn. De Raad adviseert de rijksoverheid om in overleg met de betrokken provincies financiële en wettelijke instrumenten daarvoor te ontwikkelen. Ook een verantwoorde bedrijfbeëindigingsregeling is gewenst.
Duurzame keuzes door de consument
Volgens de raad zal ook de consument moeten omschakelen en veel minder
eiwitten van dierlijke oorsprong moeten consumeren. Hierdoor krijgen nieuwe duurzame producten bereid uit bijvoorbeeld peulen, bonen of zeewier meer kans. Als Nederland op dit punt een voortrekkersrol neemt biedt dat, volgens de Raad, nieuwe kansen voor de landbouwsector en exportmogelijkheden voor de voedingsmiddelenindustrie.
Coalitie van producent en consument
De Raad ziet de transitie naar een gezond en duurzaam voedselsysteem, mede als gevolg van de klimaatopgave, als onvermijdelijk. Volgens de Raad biedt deze transitie mogelijkheden om: "boer, voedselverwerkende industrie, retail en consumenten te verenigen in een unieke, op duurzaam en gezond voedsel gerichte coalitie.".
meer informatie: advies Raad voor de leefomgeving en infrastructuur: ' Duurzaam en gezond, samen naar een houdbaar voedselsysteem'