Lager rendement combi-luchtwassers stelt omwonenden bloot aan meer geur dan verwacht.

Combi luchtwassers blijken in praktijk de helft minder geur uit de lucht te verwijderen dan verwacht. Dat blijkt uit onderzoeken van Wageningen University & Research (WUR Wageningen University &Research (Wageningen University &Research)). Op 3 april 2018 verscheen de Kamerbrief waarin het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat reageert op deze onderzoeken.

 

Veel lager geurrendement combi luchtwassers

In het WUR-onderzoek zijn veehouderijbedrijven met luchtwassers onaangekondigd bezocht en de werking van de wassers is daarbij gemeten om zo een beeld te krijgen van de rendementen in de praktijk. De prestaties van de enkelvoudige luchtwassers kwamen gemiddeld iets lager (maar niet significant) uit dan de in de regelgeving opgenomen waarden (20% in plaats van 30%). Daarbij haalden tien luchtwassers wel de eis van 30% reductie en zes niet. Voor combi luchtwassers was de prestatie aanzienlijk lager dan waar in de regelgeving van wordt uitgegaan. De gemiddelde geurverwijdering van de combi luchtwassers was 40%. Dat is de helft van de verwachte gemiddelde reductie van 81%. Bovendien haalde geen enkele combi luchtwasser de reductie percentages uit de regelgeving. Het geurverwijderingsrendement varieert sterk, zowel binnen de groep van bedrijven met combi luchtwassers (range -36 – 70% ) als met enkelvoudige luchtwassers (range -63 – 60%).

Op dit moment is niet voldoende duidelijk wat de oorzaken zijn. De WUR adviseert in enkele vervolgonderzoeken te kijken naar:

  • De invloed van het ontwerp van de luchtwasser, niet uitgevoerd onderhoud en onvoldoende procesbewaking en processturing op de werking van luchtwassers;
  • De invloed van verschillen tussen geurlaboratoria in de uitvoering van de geurmeetmethode op de berekende rendementen;
  • De invloed van verschillen tussen Nederland en Duitsland in dimensionering van stalventilatiesystemen en luchtwassers. 
  •  

Rendement ook lager voor ammoniak verwijdering 

In het onderzoek is ook de ammoniakverwijdering door luchtwassers gemeten. Voor ammoniakverwijdering was de gemiddeld gemeten reductie 59%, ten opzichte van een verwachte reductie van 85%. Dit zou betekenen dat de ammoniak uitstoot gemiddeld 2,7 x hoger is dan verondersteld. 

Voor ammoniak gaat het om indicatieve metingen, dit betekent dat deze weliswaar wat onnauwkeuriger zijn, maar wel een goed beeld geven van het niveau van ammoniakverwijdering. In de Kamerbrief worden hieraan nog geen conclusies verbonden. Het Ministerie gaat mogelijke vervolgacties verkennen om meer zicht te krijgen op de ammoniakverwijdering, de eventuele verbetering van de goede werking van luchtwassers voor ammoniak, en de overige consequenties.

 

Impact voor omwonenden 

Op basis van het WUR-onderzoek constateert het Kennisplatform dat omwonenden meer aan geur worden blootgesteld, dan waar vanuit werd gegaan bij de vergunning aan veehouderijen met een combi luchtwasser: het stinkt vaker of erger dan op grond van de berekeningen werd verwacht. Bij een hogere geurbelasting neemt de kans op geurhinder bij omwonenden toe. De regelgeving gaat er vanuit dat 80% van de geur weggenomen wordt en 20% in de buitenlucht komt. Nu blijkt dat slechts 40% verwijderd wordt en er gemiddeld 60% in de buitenlucht komt. Er komt dus drie keer zo veel geur in de buitenlucht als werd verwacht bij veehouderijen met combi luchtwassers. Deze factor 3 is het gemiddelde over alle onderzochte veehouderijen met een combi luchtwasser. Lokaal kan het per bedrijf meer of minder zijn dan een factor 3.

In een recente studie in concentratiegebieden in Oost Brabant en Noord-Limburg (GGD/IRAS-studie, 2015) werd geconstateerd dat bij eenzelfde geurbelasting meer mensen hinder rapporteerden, dan waar van uitgegaan wordt in de Nederlandse regelgeving (wet geurhinder en veehouderij die gebaseerd is op de PRA Odournet studie (1999). Dat de feitelijke geurbelasting nu hoger blijkt te zijn dan verwacht, kan een van de verklaringen zijn waarom in de GGD Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst (Gemeentelijke/gewestelijke gezondheidsdienst)/IRAS Institute for Risk Assessment Sciences (Institute for Risk Assessment Sciences)-studie meer geurhinder gerapporteerd werd. Voor situaties waarin omwonenden in de buurt van varkenshouderij met gecombineerde luchtwassers wonen, lijkt de gerapporteerde hinder daadwerkelijk veroorzaakt door hogere geurbelasting. Nader onderzoek kan dit verduidelijken.

 

Impact voor bedrijven

Luchtwassers worden voornamelijk bij varkenshouderijen veelvuldig toegepast, met name in de provincies Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. Volgens het WUR rapport zijn er in deze drie provincies ruim 2400 locaties met één of meer luchtwassers. Van al deze luchtwassers is bijna de helft van het type combi luchtwasser. De geurreductiepercentages waarmee in vergunningen moet worden gerekend, zijn landelijk vastgelegd in de ‘Regeling geurhinder en veehouderij’ (RGV). 

 

Reactie van de overheid

Het Ministerie geeft in de Kamerbrief aan dat zij de geurreductiepercentages uit de RGV wil gaan aanpassen voor combi luchtwassers. Voor lopende vergunningsprocedures en in gang gezette investeringen gaan het Ministerie, provincies (IPO) en gemeenten (VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten)) in gesprek om met maatwerk tot een zorgvuldige oplossing te komen. Bestaande bedrijven met een combi luchtwasser behouden hun vergunning zolang zij niets wijzigen in de bedrijfsopzet. Ook als zij een vervangingsinvestering doen waarbij de geurbelasting of het aantal dieren niet toeneemt, verandert er niets. Wel worden de bestaande bedrijven beperkt in hun uitbreidingsmogelijkheden, omdat ze dan met de nieuwe cijfers moeten rekenen.
 

Aanvullende vervolgstappen overheid 

Het Ministerie gaat met provincies (IPO) en gemeenten (VNG) en overige betrokkenen bepalen hoe de hoge geurbelasting in gezamenlijkheid en op zorgvuldige wijze aangepakt kan worden. Ook wordt besproken hoe de controle op en de handhaving van de goede werking van combi luchtwassers kan worden verbeterd. Hiervoor zijn in het rapport van de WUR enkele aanknopingspunten gegeven op basis van geconstateerde tekortkomingen. Daarnaast onderzoekt een commissie de komende maanden welke maatregelen op korte termijn mogelijk zijn ten behoeve van omwonenden in gebieden waar de geurnorm wordt overschreden.

 

Is de overheid verplicht deze vergunningen te actualiseren?

Naar aanleiding van de Kamerbrief is aan het Kennisplatform gevraagd of de overheid verplicht is om vergunningen te actualiseren. Het Kenniscentrum Infomil levert informatie over wet- en regelgeving voor beleidsmakers en beleidsuitvoerders. Op de website van Infomil is informatie opgenomen over de juridische mogelijkheden om maatregelen te nemen voor geur bij bestaande overbelaste situaties.

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) moet het bevoegd gezag bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning er op toezien dat het bedrijf tenminste de best beschikbare technieken (BBT) toepast. Tevens moet het bevoegd gezag regelmatig nagaan of de voorschriften in een vergunning nog toereikend zijn. Zonodig moeten de voorschriften worden gewijzigd, wat leidt tot de noodzaak van actualisatie van de vergunning.

Volgens het Besluit omgevingsrecht (Bor) moet het bevoegd gezag in ieder geval actualiseren indien belangrijke veranderingen in de BBT een aanmerkelijke beperking van de emissie mogelijk maken.

Echter aangaande veehouderijbedrijven en de emissie van ammoniak, geur en fijnstof, is door jurisprudentie bepaald dat indien een stal voldoet aan de bepalingen van het Besluit emissiearme huisvesting, dan ook de BBT zijn toegepast. Ook al zijn er feitelijk (betaalbare) alternatieven waarmee emissies aanzienlijk verder beperkt zouden worden.

Op de site van Infomil is recent, in reactie op deze jurisprudentie, een passage opgenomen waarin wordt uitgelegd dat er ruimte is voor aanvullende maatregelen voor geur:

"Op rijksniveau is niet bepaald wat BBT voor geur is en ook staan er geen emissiegrenswaarden voor geur in het Besluit. Dit maakt het mogelijk dat per geval door het bevoegde gezag wordt bekeken of het aangevraagde huisvestingssysteem BBT is. Dit kan leiden tot extra eisen met betrekking tot geur, zoals het aanpassen van de emissiepunten, of een aanpassing in het (schoonmaak)management".

 

Additionele aandachtpunten

Naast de WUR-voorstellen voor vervolgonderzoek en de vervolgstappen die de overheid aankondigt, signaleert het Kennisplatform enkele aandachtspunten:

  • De onderzoeken lieten zien dat de variaties in de rendementen erg groot kunnen zijn. Dit geldt zowel voor vergelijkbare types luchtwassers tussen bedrijven, alsook voor herhaalde metingen aan dezelfde luchtwasser binnen één bedrijf. In de modellering voor de geurbelasting van omwonenden wordt hiermee geen rekening gehouden, terwijl dit in de praktijk veel impact kan hebben.
    Naast deze variatie in reductierendementen zijn de modellen ook gevoelig voor kenmerken zoals tijdsafhankelijke variatie in emissie, aanwezigheid van horizontale uitstroomopeningen en effecten van warmte inhoud en gebouwinvloeden. Wanneer besloten wordt tot nader onderzoek is ook validatie met waarnemingen in de praktijk nodig.
  • In 2015 onderzocht het RIVM het verschil in uitkomsten tussen de GGD/IRAS studie en de PRA Odournet studie. Er werden enkele factoren geïdentificeerd die tussen beide studies verschillen en die van invloed kunnen zijn op de ligging van een geurhindercurve. Eén van de geïdentificeerde factoren was de toegenomen toepassing van luchtwassers in de periode tussen de twee studies. De mate waarin deze factoren van invloed zijn was niet kwantitatief te bepalen. De uitkomsten van de WUR studies bieden de mogelijkheid om te onderzoeken in welke mate een lager rendement van de luchtwassers van invloed is.
  •  

Wat was de aanleiding voor deze onderzoeken?

In het tussenadvies van de bestuurlijke werkgroep evaluatie geurhinder uit 2015 werden twijfels geuit over de prestaties van luchtwassers. Dit heeft ertoe geleid dat het toenmalige ministerie van Infrastructuur en Milieu aan Wageningen University & Research (WUR) opdracht heeft gegeven nader onderzoek te doen naar de rendementen voor geurverwijdering van de luchtwassers, met name combi luchtwassers. De eerste fase van het onderzoek richtte zich op de vraag of geurmetingen reproduceerbaar zijn wanneer de metingen tegelijk worden uitgevoerd door verschillende geurlabs. De tweede fase betrof een praktijksteekproef om na te gaan of de beoogde geur- en ammoniakrendementen in de praktijk wel worden behaald.

 

Wat is een combi luchtwasser?

Gedurende de afgelopen 25 jaar is het gebruik van luchtwassers binnen de Nederlandse veehouderij sterk toegenomen. Aanvankelijk betrof dat de toepassing van chemische wassers en in mindere mate biologische luchtwassers, met als doel de ammoniakemissie terug te brengen. In een later stadium werd ook de geurverwijdering door luchtwassers van belang en mede naar aanleiding daarvan is een aantal zogenaamde gecombineerde luchtwassystemen ("combi-wassers") ontwikkeld. De term "combi-wasser" betekent dat de gemiddelde verwijderingsrendementen voor zowel ammoniak, geur als fijnstof, minimaal 70% bedragen.

 

Meer lezen