De maatschappelijke dialoog staat op dit moment volop in de belangstelling en wordt gezien als belangrijk handelingsperspectief voor een bijdrage aan de oplossing van vele complexe vraagstukken, variërend van de vluchtelingenproblematiek tot de gaswinning in Groningen. Deze vorm sluit daarmee goed aan bij ideeën over de energieke samenleving, waarbij burgers en bedrijven actief participeren in het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Omdat je met een dialoog nogal wat van mensen vraagt, is het niet geschikt voor eenvoudigere vraagstukken. Een maatschappelijke dialoog is vooral relevant voor controversiële vraagstukken die geen hapklare oplossing kennen, die een zekere maatschappelijke urgentie hebben, die gepaard gaan met onzekerheden en die resulteren in maatschappelijk onrust of bezorgdheid. Deze zogenaamde complexe of 'wicked' vraagstukken kenmerken zich door een gebrek aan overeenstemming over zowel de normen als de feiten van het betreffende vraagstuk. Het gaat daarbij om vier met elkaar samenhangende soorten onzekerheid: 

  • Onzekerheid door gebrek aan kennis, niet complete kennis, geen consensus over kennis of snel veranderende kennis over veehouderij en gezondheid;
  • Onzekerheid door onvoorspelbaarheid van het systeem veehouderij en gezondheid zelf onder invloed van economische, fysieke en sociale dynamiek; 
  • Onzekerheid door uiteenlopende interpretaties van onzekerheden, verschillende risicopercepties, en gebrek aan maatschappelijke consensus over normen en waarden (hoe erg zijn de gezondheidsvraagstukken en hoe ziet de ideale veehouderij eruit?);
  • Onzekerheid ten gevolge van het strategische en daarmee vaak onvoorspelbare gedrag van betrokken actoren.

In het project ‘Boeren en Buren’ hebben 4 boeren en 26 omwonenden uit Venray van 2019 tot 2020 samen luchtkwaliteit gemeten. Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) heeft dit project begeleid en leverde deskundigheid op het gebied van meten en luchtkwaliteit. Ook onderzocht het RIVM of samen meten het onderling vertrouwen kan vergroten.  Het RIVM heeft de belangrijkste resultaten en succesfactoren beschreven in een factsheet. Met deze geleerde lessen krijgen initiatiefnemers, projectleiders, procesbegeleiders en medewerkers handvatten om met tegengestelde belangen om te gaan.

Randvoorwaarden voor een goede dialoog

Er zijn een aantal algemeen bekende standaardcondities die noodzakelijk zijn voor een goede maatschappelijke dialoog:een goede dialoogleider; de goede mensen aan tafel; een goed doordachte methode (niet hetzelfde als een kant en klaar stappenplan); rust en tijd (geen wurgende deadlines). Cruciaal is het bieden van een veilige ruimte waarin alle betrokkenen zich vrij voelen om hun ideeën en gedachten te delen en te ervaren dat er naar hen wordt geluisterd. Een dialoog werkt alleen wanneer mensen vrijuit kunnen praten en zich niet verplicht voelen de officiële opvatting van hun organisatie te representeren. Dat kan lastig zijn wanneer representanten van belangenorganisaties of overheden aan tafel zitten. Het moet niet vergeten worden dat er voor betrokkenen soms grote belangen op het spel staan en dat er altijd sprake is van machtsongelijkheden. De uitdaging bij een dialoog is om machtspolitiek tijdelijk buiten de deur te houden en er geen onderhandeling van te maken. Verder is het belangrijk dat steeds aan de voorkant helder is wat het doel en randvoorwaarden van de dialoog zijn: wat mensen kunnen verwachten van een dialoog in termen van duur van het hele proces, deelnemers, type uitkomsten, afbakening onderwerp en het gebruik van de uitkomsten in een besluitvormingsproces. Wellicht overbodig om te benoemen, maar deze verwachtingen moeten ook gerealiseerd worden. Andere condities zijn:

  • het afstand nemen van goed/fout schema’s;
  • het expliciteren van verschillen; 
  • het bloot leggen van onderliggende vooronderonderstellingen;
  • het accepteren van dilemma’s;
  • het verdragen van ambiguïteit (voor meerdere uitleg vatbaar), omdat er altijd onzekerheden en verschillende interpretaties over onderdelen van het vraagstuk zullen zijn;
  • het motiveren van mensen om de eigen positie te laten zien vanuit het perspectief van de ander.

Op het eerste gezicht vertoont een dialoog overeenkomsten met andere activiteiten, zoals voorlichting, inspraak, debat, mediation of therapie. Bij deze activiteiten gaat het allemaal over interacties tussen mensen die verschillend denken over voor hen belangrijke onderwerpen. Er zijn echter een aantal cruciale verschillen. In tegenstelling tot het eenrichtingsverkeer in voorlichting, zijn de interacties in een dialoog veel meer wederzijds. 

Inspraak is een gebruikelijke methode om burgers bij beleid te betrekken, maar ook hier is niet echt sprake van wederzijdsheid. Bij inspraak krijgen burgers de gelegenheid om hun zegje te doen over het onderwerp, maar het is vervolgens aan beleidsmakers om te beoordelen in hoeverre ze daarmee rekening houden in hun beleid. Bovendien ligt het accent op de interactie tussen de burgers en de overheid en is er veel minder ruimte voor het gesprek tussen verschillende burgergroepen onderling. 

Belangrijk verschil met een debat is dat een dialoog niet de bedoeling heeft de ander te overtuigen door het nog eens met argumenten uit te leggen, door te hameren op de feiten, of door emoties te diskwalificeren als nonsens of bangmakerij. Het gaat in een dialoog namelijk niet om winnen en gelijk krijgen. 

Ook is een dialoog niet hetzelfde is als mediation, omdat deze niet gericht is op bemiddelen en oordelen. Onderhandelen kan een onderdeel zijn van een dialoog, maar de nadruk licht toch vooral op luisteren, leren en co-creëren. 

Ook moeten dialoog bijeenkomsten niet verzanden in therapeutische sessies, waarin mensen alleen stoom afblazen. Uiteindelijk is het wel de bedoeling om tot nieuwe gezamenlijke inzichten te komen. Dialoog kan een belangrijk onderdeel zijn van co-creatie, burgerparticipatie of overheidsparticipatie trajecten. De participatiewijzer geeft een goed overzicht van andere methoden.

Maatschappelijke dialoog en veehouderij

Een dialoog kent zowel relationele doelen als inhoudelijke doelen. 

Bij relationele doelen kan het gaan om:

  • Wederzijds luisteren;
  • Begrip creëren voor elkaars waarden, ambities en zorgen;
  • Herstellen van vertrouwen tussen burgers, boeren en bestuurders.

Bij inhoudelijke doelen kan het gaan om:

  • Oplossen van oplosbare vraagstukken (bv. stankhinder, inpassing van het bedrijf in het landschap, verkeersveiligheid);
  • Oplossen van oplosbare onzekerheid (bv. inzicht in actuele emissies of in activiteit van een luchtwasser);
  • Inzicht krijgen in zekerheden en onzekerheden binnen het onderzoek naar de veehouderij; 
  • Ontwikkelen van innovaties of nieuwe verbindingen tussen veehouderij en andere maatschappelijke activiteiten;
  • Helder krijgen van condities die de overheid zeker zou moet stellen over veehouderij en gezondheid. 

Er zijn verschillende momenten of aanleidingen om een dialoog te starten, variërend van een algemeen gevoel van onbehagen tot een concreet geval van overlast. Ook kan een dialoog worden gestart om op bepaalde ontwikkelingen te anticiperen zoals beleidsontwikkeling door het kabinet, visieontwikkeling in een regio of een concreet geval van een voorgenomen bedrijfsuitbreiding of nieuwvestiging. Het kiezen van het juiste moment is niet eenvoudig. Wanneer een dialoog te vroeg start is het risico dat betrokkenen het te vaag vinden en ervaren als te ver van hun bed. Echter te laat starten kan betekenen dat  al zoveel onrust en wantrouwen is ontstaan, dat niemand meer bereid en in staat is tot een dialoog. Ook kunnen er in een laat stadium al zoveel onomkeerbare besluiten zijn genomen, dat er geen manoeuvreerruimte meer is. Cruciaal is namelijk dat betrokkenen (zowel burgers, ondernemers en overheden) nog in staat zijn om te bewegen. Een dialoog is ongeschikt om draagvlak te creëren voor iets wat in feite al vast staat.

Hoe gaat een maatschappelijke dialoog?

Er zijn verschillende onderwerpen waarover moet worden beslist bij de start van een dialoog. Het is essentieel dat deze beslissingen zo transparant mogelijk zijn. De volgende niet uitputtende lijst van onderwerpen is belangrijk:

  • Wie is de initiatiefnemer? Soms kan dat de overheid zijn maar ook burgers en bedrijven kunnen het initiatief nemen.
  • Wie is de gespreksleider? Een goede gespreksleider is iemand die bedreven is in dialoogtechnieken. Dat kan een ambtenaar zijn, maar ook een onafhankelijk adviseur, een vertrouwenspersoon uit het gebied of gezaghebbend persoon die zijn/haar sporen heeft verdiend. Het hebben van een goed maatschappelijke of politiek netwerk kan in sommige controversiële kwesties handig zijn om de oplossingsruimte te vergroten. Belangrijk is dat de persoon door iedereen als onafhankelijk van de betrokken partijen wordt beschouwd.
  • Wie worden er betrokken en wie niet?
  • Wat zijn de onderwerpen die aan de orde komen en hoe breed of smal is dat?
  • Hoe wordt het proces vorm gegeven? Er is een keuze uit (een combinatie van) individuele gesprekken, groepsgesprekken, plenaire gesprekken; en uit vele technieken zoals appreciative inquiry (samen zoeken wat gaat goed, wat gaat fout), socratisch gesprek (denkgesprek over waarden), burgerjury (oordelend) of keukentafelgesprek (gesprek op locatie). Over deze vormen is informatie te vinden op internet.
  • Wat kunnen gesprekspartners verwachten
  • Is er voldoende oprecht commitment en zijn mensen echt gemotiveerd voor het dialoogproces?
  • Wat wordt er gedaan met de resultaten? (zie ook onder condities)

Maatschappelijke dialoog over controversiële vraagstukken en onzekere risico’s gaat niet altijd goed. In een dialoog kunnen patronen sluipen die contraproductief zijn. Ze resulteren dan in polarisatie in plaats van vergroting van wederzijds begrip of ontwikkeling van nieuwe ideeën. Enkele met elkaar samenhangende voorbeelden zijn:

  • Het bewust of onbewust gebruik van dichotomiserende strategieën, waarbij twee elkaar uitsluitende opties naar voren komen en tegenstellingen worden versterkt.
  • Het ontstaan van twee of meer kampen waarbij deelnemers binnen het eigen kamp elkaar positief bevestigen en zich negatief uitlaten over mensen of opvattingen uit het andere kamp. 
  • Het negeren van genuanceerde uitspraken binnen de groep van dialoog partners.
  • Het ontstaan van fixaties, waardoor mensen zich vastbijten in bepaalde opvattingen en dan niet meer in staat zijn om te reflecteren op een bepaalde inhoud of relatie. 
  • Het diskwalificeren of stereotyperen van dialoogpartners. 
  • Het om de hete brij heen draaien.
  • Een dialoog tussen doven, waarbij mensen langs elkaar heen praten.

Het is de rol van de dialoogleider om contraproductieve patronen tijdig te herkennen en te doorbreken. Soms is het voldoende om de patronen te benoemen of deelnemers daarop aan te spreken. Wanneer dat niet voldoende is kunnen zwaardere interventies nodig zijn, zoals bijvoorbeeld vervanging personen, inbrengen frisse standpunten, uitzetten van onderzoek of bilaterale mediation processen.

Vertrouwen is cruciaal voor een dialoog. Wanneer mensen spreken over vertrouwen, dan hebben zij gunstige verwachtingen van elkaars gedrag of van de uitkomst van een proces. Die gunstige verwachtingen zijn erg belangrijk, omdat zowel het proces (de dialoog) als de inhoud (veehouderij) gepaard gaan met veel onzekerheden. Er zijn altijd genoeg redenen om te twijfelen en af te haken. Vertrouwen is ook altijd gericht op iets. Meestal is dit een andere persoon (ondernemer, facilitator, wethouder), maar het kan ook  het proces betreffen (wordt het wel fair georganiseerd) of iets abstracts zijn zoals een luchtwasser, een megastal, een wetenschappelijk rapport of de plannen van de provincie. Vertrouwen is subjectief. Een argument dat voor de ene persoon een reden kan zijn om een beleidsplan te vertrouwen, kan voor de ander juist een reden zijn om een plan te wantrouwen. Het creëren van vertrouwen is een actief proces, dat wijs moet worden aangepakt, want ‘vertrouwen komt te voet en vertrekt te paard’. Vertrouwen is ingebed in een historie die mensen met elkaar hebben. Tot slot is er het zogenaamde institutionele vertrouwen of wantrouwen. Hier is het vertrouwen gericht op iets groots en ongrijpbaars, zoals de varkenssector, de overheid of de wetenschap. Institutioneel vertrouwen gaat niet alleen over de vraag of instituties verwachtingen kunnen waarmaken, maar vooral of deze 'integer, en competent' zijn. Wanneer er sprake is van institutioneel wantrouwen heeft dat ook negatieve consequenties voor dialoog tussen burgers en ondernemers.